Het concurrentiebeding in krappe arbeidsmarkt

In de huidige krappe arbeidsmarkt hebben veel werkgevers er groot belang bij om hun werknemers voor de onderneming te behouden. Regelmatig wordt daarbij een beroep gedaan op een overeengekomen concurrentiebeding.  Maar ook indien is voldaan aan alle wettelijke vereisten (zie art. 7:653 BW), dan kan de werknemer de rechter verzoeken om het concurrentiebeding te vernietigen of te schorsen. De rechter moet in zo’n geval een belangenafweging maken. 
 

Personeelskrapte een argument?

De Hoge Raad gaf in zijn arrest van 17 juni jl. een oordeel over de vraag of de krapte op de arbeidsmarkt bij deze afweging een rol kan spelen. 

De zaak heeft betrekking op een internationaal vrachtwagenchauffeur die in dienst is getreden bij een concurrent van zijn oude werkgever. Die laatste vorderde in kort geding een veroordeling van de chauffeur om zijn werkzaamheden voor de concurrent te staken en betaling van de contractuele boete. De chauffeur vroeg de kantonrechter om het concurrentiebeding te schorsen. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werkgever toegewezen en die van de chauffeur afgewezen. In hoger beroep heeft het Gerechtshof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vorderingen van de werkgever alsnog afgewezen en het concurrentiebeding geschorst. Het hof heeft kort gezegd overwogen dat het  concurrentiebeding bedoeld is om het bedrijfsdebiet van de werkgever te beschermen. Het beding is volgens het hof niet bedoeld om werknemers te binden. De belangen tegen elkaar afwegend heeft het hof voorshands geoordeeld dat het belang van werknemer om van de werking van het concurrentiebeding ontheven te worden groter is dan het belang van Meijndert Trucking bij handhaving daarvan.

De werkgever stelde tegen dat oordeel beroep in cassatie in. Daarbij stelde hij onder meer dat het hof heeft miskend dat bij de belangenafweging van artikel 7:653 BW ook moet worden meegewogen het belang van de werkgever om de werknemer nog een zekere tijd te binden zodat de werkgever de gelegenheid krijgt om in een krappe arbeidsmarkt vervangend personeel te vinden. Anders komen de bedrijfsvoering en de continuïteit van de onderneming in het gedrang, hetgeen ten koste gaat van het bedrijfsdebiet, aldus de werkgever. 

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Een beding tussen de werkgever en de werknemer waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, kan op grond van artikel 7:653 BW door de rechter geheel of gedeeltelijk worden vernietigd indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Bij de beoordeling van een vordering tot schorsing van een concurrentiebeding dient de rechter in een kort geding zich een voorlopig oordeel te vormen over de te maken belangenafweging. Bij deze belangenafweging speelt geen rol het belang van de werkgever om een werknemer nog een zekere tijd in dienst te houden, ook niet indien de werkgever tijd nodig heeft om in een krappe arbeidsmarkt vervangend personeel te vinden. Deze klacht faalt dus. 

De volledige uitspraak kan je hier nalezen. 

Indien je vragen hebt over de houdbaarheid van een overeengekomen concurrentiebeding, dan kan je uiteraard altijd contact met mij opnemen. 

Bart Sanders | met mij sta je sterker in het arbeidsrecht.